Marten Toonder
De schepper van de Bommelsaga is geboren in 1912 te Rotterdam. Zijn Groningse wortels zijn in zijn taalgebruik regelmatig op te merken. Hij groeit op met zijn broer Jan Gerhard en schept als kind zijn eigen fantasiewereld, omdat zijn – als kapitein immer afwezige – vader en zijn aan depressies lijdende moeder weinig opvoedkundige invloed op het tweetal uitoefenen.
Na de HBS maakt Marten Toonder een zeereis met zijn vader naar Zuid Amerika, waar hij onder invloed komt van het tekenwerk van Dante Quinterno (die door Walt Disney is opgeleid). Omdat hij striptekenaar wil worden, gaat hij naar de kunstacademie in Rotterdam. Maar deze opleiding spreekt hem totaal niet aan, zodat hij die dan ook spoedig vaarwel zegt. Als tekenaar bij de Rotogravure Maatschappij in Leiden bekwaamt hij zich in het vak door vervolgstrips te tekenen voor verschillende bladen. Zo moet hij de strip van Bruintje Beer in het Nieuwsblad van het Noorden vervangen door een strip over Bruintjes verre neef: Thijs IJs. Samen met zijn broer Jan Gerhard (die de tekst schrijft) vervaardigt hij 52 Thijs IJsverhalen.
In 1935 trouwt Toonder met zijn buurmeisje Phiny Dick. Ook zij heeft tekentalent. Zo schrijft en illustreert zij de verhalen van o.a. Miezelientje, de vrouwelijke tegenhanger van Tom Poes. Verder is van haar bekend de strip van Olle Kapoen. In 1938 gaat Toonder werken in Amsterdam bij uitgeverij Diana, waar hij met de eerste Tom Poes tekeningen op de proppen komt. In 1941 moet de Telegraaf – vanwege de oorlog – de Mickey Mouse-strip beëindigen. Toonder wordt gevraagd een vervangend stripverhaal te verzorgen. Het wordt Tom Poes. Het eerste Tom Poesverhaal (Tom Poes ontdekt het geheim van de Blauwe Aarde) begint op 16 maart 1941 en is al meteen een succes. In het derde verhaal (Tom Poes in de tovertuin) verschijnt heer Bommel ten tonele, wiens rol steeds belangrijker wordt.
Samen met Joop Geesink worden tekenfilms gemaakt. Maar tenslotte gaan Geesink en Toonder uit elkaar en worden de Toonder Studio’s opgericht. Tijdens de oorlog duiken steeds meer mensen onder in Toonders bedrijf en hij raakt verzeild in de illegaliteit omdat hij – met de Studio’s als dekmantel en met een eigen drukkerij - in staat is documenten te vervalsen. Ook werkt hij mee aan het illegale blad ‘Metro’.
In 1944 wordt de Telegraaf een ‘SS-krant’. De grond wordt Toonder nu te heet onder de voeten, maar als hij zelf zou onderduiken zou hij vele mensen in gevaar kunnen brengen. Hij besluit zichzelf manisch-depressief te laten verklaren, zodat het verhaal ‘Tom Poes en de Chinese Waaier’ halverwege stopt. Tom Poes en heer Bommel duiken letterlijk onder (BV 23, strook 1079).
Na de oorlog begint de Tom Poesstrip zijn zegetocht, ook in het buitenland. Ook de stripverhalen van Kappie en Panda verschijnen nu. Veel bekende striptekenaars werken in de Toonder Studio’s, zoals Hans Kresse, Ben van ’t Klooster, Walling Dijkstra, Dick Matena, Lo Hartog van Banda, enz. De Bommelsaga verschijnen vanaf 1947 in de Volkskrant en in de Nieuwe Rotterdamse Courant (later NRC-Handelsblad). Ook verschijnt de strip van Koning Hollewijn. Tot zijn verbazing wordt Toonder in 1954 benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, waardoor de kritiek uit de officiële literaire wereld grotendeels verstomt. Vanaf dit moment wordt Toonders werk algemeen erkend als behorend tot het Nederlandse culturele erfgoed. De verhalen zullen echter in de loop der jaren alleen nog maar in kwaliteit toenemen.
In 1964 vertrekt Toonder met zijn vrouw naar Ierland, om zich geheel te wijden aan de Bommelsaga, alle zakelijke beslommeringen achter zich latend. In 1967 geeft de hoofdredacteur van de ‘Bezige Bij’, Geert Lubberhuizen, Toonder de ultieme erkenning door zijn saga uit te geven in de serie ‘Literaire Reuzenpockets’. Om de literaire kwaliteit van de verhalen te benadrukken, worden de tekeningen verkleind en de tekst vult het grootste deel van de pagina, zeer tot verdriet van de notoire stripliefhebbers, die Toonders tekeningen nu met een vergrootglas moeten bekijken. Met 48 delen (per deel 2 of 3 verhalen) wordt het grootste deel van Toonders oeuvre op deze wijze uitgegeven. De eerste 45 verhalen worden echter niet meer uitgegeven, wat een stroom aan illegale drukwerkjes oplevert, die onder de toonbank aan bommelfans geleverd worden. Dan besluit Toonder ook deze verhalen nog één keer uit te geven, maar dan in het vertrouwde oblongformaat.
In 1982 stelt Toonder het verhaal ‘Heer Bommel en de Andere Wereld’ (BV163) beschikbaar als boekenweekgeschenk.
Toonders grootste passie, de tekenfilm, heeft wel veel geld gekost, maar is eigenlijk nooit verwezenlijkt. Maar in 1983 verschijnt er dan toch een avondvullende Bommelfilm ‘Als je begrijpt wat ik bedoel’. Toonder is echter niet erg tevreden met het resultaat. In 1986 beëindigt Toonder de Bommelsaga met het verhaal BV 177 ‘Het Einde van Eindeloos’. In 1990 sterft zijn vrouw Phiny Dick. Toonder schrijft een autobiografie in 3 delen: ‘Vroeger was de aarde plat’, Het geluid van bloemen’ en ‘Onder het kollende meer Doo’. In 1996 hertrouwt Marten Toonder met de componiste Tera de Marez Oyens. Drie maanden later overlijdt zij. Hij schrijft daarna het boek ‘Tera’, als epiloog op zijn autobiografie. Wegens problemen met zijn gezondheid verhuist Toonder in 2001 terug naar Nederland. Het overlijden van zijn eerste en tweede vrouw en drie van zijn vier kinderen heeft een stempel gezet op zijn late levensjaren.
In 2001 verschijnt van hem een boekje met korte verhalen, getiteld: ‘We zullen wel zien’. In 2002 wordt, ter gelegenheid van Toonders 90ste verjaardag een monument voor hem onthuld in zijn geboortestad Rotterdam. Ter gelegenheid daarvan wordt het boek ‘Zoek De Grein’ uitgegeven. In hetzelfde jaar verschijnt het boek ‘De Kunst Van Toonder’, waarin tekeningen en schilderwerk van hem zijn afgedrukt.
Tenslotte zijn de 177 Bommelverhalen uitgegeven in 40 kloeke delen als ‘Volledige Werken’ door uitgeverij Panda te Den Haag, waarbij alle tekeningen weer op dezelfde grootte zijn afgedrukt als in de dagbladen. De delen verschenen successievelijk van 1990 tot 2002.
Van 1941 tot 1986 schreef Marten Toonder 177 verhalen die bekend zijn geworden als de Bommelsaga. Dankzij de populariteit van deze verhalen is een niet meer te tellen hoeveelheid Bommelaria over Nederland uitgespreid en fanatieke verzamelaars bezitten de onwaarschijnlijkste artikelen die dankzij Toonders scheppingen gretig aftrek vonden: shampoo’s, blikjes, bekertjes, handdoeken, spellen, stempeltjes, bestek, puzzels, blokkendozen, stropdassen, sokken, speldjes, prentbriefkaarten, postzegels en nog zoveel meer.
Ook nu de oude meester van ons is heengegaan op 93-jarige leeftijd is zijn werk, alsmede de nodige ‘Bommelaria’ nog steeds in supermarkt en boekhandel aanwezig, maar hoe lang nog?
(bron: http://www.bommelzolder.nl)
Olivier B. Bommel
Olivier B. Bommel, ook wel Heer Bommel, Heer Ollie (door Tom Poes) en Heer Olivier (door Joost) genoemd is een beroemd Nederlands stripfiguur, bedacht door Marten Toonder.
Oorsprong
Bommel maakte zijn debuut in het derde avontuur van Tom Poes ('In den toovertuin'). Aanvankelijk is hij een domme, lawaaierige, rijke Amerikaan. De beer bleef een vast personage in de strips, met uitzondering van het 17e avontuur. Met de ontwikkeling van zijn personage door de jaren neemt hij geleidelijk zelfs de hoofdrol over van Tom Poes.
Het personage Bommel
Heer Bommel woont op het slot Bommelstein, in de buurt van het stadje Rommeldam. Hij rijdt in een bescheiden auto (de Oude Schicht) en is altijd gekleed in een geruite jas. Hij ziet zichzelf als een "Heer van stand" en heeft dan ook een "teer gestel". Joost, de immer bescheiden en onverstoorbare bediende, zorgt dan ook voor alle dagelijkse beslommeringen. Geld speelt geen rol voor deze heer van stand en hij mag aan het eind van zijn avonturen menigeen graag uitnodigen voor een "eenvoudige doch voedzame maaltijd" op Slot Bommelstein. Heer Bommel is erg goedgelovig en niet altijd even scherpzinnig. Hierdoor komt hij regelmatig in vreemde situaties en problemen terecht. Hier wordt hij elke keer weer uitgered door de slimme listen van zijn jonge vriend Tom Poes en ook het toeval helpt wel eens een handje.
Marten Toonder heeft gezegd, onder andere in een radio-interview in 1973, dat de initiaal B in de naam Olivier B. Bommel nergens voor staat. Het gebruik van een afgekorte middle name zou een statusverhogend effect hebben en is in Bommel’s land van herkomst, Amerika, gebruikelijk. In de brievenrubriek "Van heer tot heer" in het weekblad Tom Poes dat van 1947 tot 1951 verscheen, heeft een redactrice ten onrechte beweerd dat de B voor Berendinus stond.
Een citaat uit een interview met Marten Toonder in Hervormd Nederland van 28 maart 1992 over Bommel als beer: ' De beer is een soort tussenvorm tussen geest en materie. Hij is een beetje onhandig, omdat de overbrugging tussen die twee zo ontzettend moeilijk is. Net zoals de mens probeert de beer het Hoge te bereiken, maar dat wordt bemoeilijkt door zijn eigen plompheid. Dat wist ik niet, maar dat heb ik vanzelf ontdekt door de theorieën van Bommel.'
Bommel in de Nederlandse cultuur
Sinds 1964 staat een standbeeld van Ollie B. Bommel in het centrum van Den Bommel. Het oorspronkelijke beeld was een initiatief van het Leidse studentendispuut Ollie B. Het werd in 1995 vervangen door een bronzen exemplaar; het oude beeld staat sindsdien in de openbare basisschool Ollie B. Bommel.
In 1983 is er een avondvullende tekenfilm van Ollie B. Bommel met de titel Als je begrijpt wat ik bedoel uitgebracht door Toonder Studio's. De film stond onder regie van Harrie Geelen.
In 1997 en, in de reprise van 2006, speelde Jon van Eerd de rol van Olivier B. Bommel in de musical 'Ollie B. Bommel, Tom Poes en de Trullenhoedster'. Deze musical was onder het toeziend oog van Marten Toonder zelf tot stand gekomen bij het productiehuis van Opus One.
In 2006 wordt het boekje Bommel-citaten gepubliceerd. Per onderwerp gerubriceerd geven de citaten een scherp inzicht in de denkwereld van Heer Olivier. Duidelijk blijkt dat hij voor elke situatie wel een goed woord heeft.
In februari 2007 begon de NPS aan serie hoorspelen over Ollie B. Bommel. De serie moet uiteindelijk 440 afleveringen van een kwartier gaan tellen en wordt in een tijd van twee jaar uitgezonden. De bewerking is afkomstig van Peter te Nuyl die eveneens de eindregie voor zijn rekening neemt.
(bron:http://nl.wikipedia.org/wiki/Heer_Bommel)